BOIRA de onvindbare
sprookje | door Koen-Machiel van de Wetering
Op 17 juli 1738 zag de Hertog van Bragança een prachtige vos op de Collado de Fembra Morta, een mistige bergpas in de Spaanse Pyreneeën. De vos stond op een rots, keek hem betoverend aan, hief zijn staart in de lucht en sprong voor zijn voeten. De hertog streelde zijn rug. En de vos liet het toe.
Het was alsof ze elkaar al jaren kenden, alsof ze elkaar al veel vaker hadden gezien. Maar precies op het moment dat de hertog op de gedachte kwam hem te vangen, precies op het moment dat hij besloot dat de vos van hem moest zijn, draaide die zich om en verdween in de mist.
Het jaar daarop keerde de hertog terug naar de pas, in de vurige hoop de vos opnieuw te ontmoeten. Maar die liet zich niet meer zien. De hertog probeerde hem te lokken met malse entrecote, verse ossenhaas, de beste côte de boeuf uit Roques d’en Mercer. Maar de vos liet het aas links liggen.
De hertog kon het niet verkroppen dat de vos zich voor hem verborgen hield. En verloor langzaam maar zeker zijn geduld. Hij liet jagers aanrukken, zette jachthonden uit, plaatste valstrikken. Maar de vos was de honden telkens te snel af, putte ze uit, liet ze janken van domme pech. En diep in de nacht lachte hij de hertog uit, met een schrille, schorre en verdrietige stem. Als de hertog dat hoorde, schoot hij rechtop wakker naast het smeulende kampvuur, knarste zijn tanden en zwoer dat hij de vos te pakken zou krijgen.
Elk jaar opnieuw keerde de hertog terug naar de bergpas, telkens met een nieuwe list. Hij liet een kilometerslang hek bouwen, opdat de vos niet zou ontsnappen. Hij schoot op alles wat bewoog, opdat de vos niets meer te eten zou hebben. Hij liet zelfs bomen kappen, opdat de vos zich niet meer zou kunnen verschuilen. Maar wat hij ook verzon, de vos was hem telkens te slim af.
Toen, na 28 trieste jaren, besloot de hertog nog één poging te wagen. Hij was inmiddels in de winter van zijn leven, stram en benauwd, nauwelijks meer in staat de berg te beklimmen. Maar hij wist dat de vos er nog steeds rondliep. De hertog besloot voor altijd op de berg te blijven, desnoods om daar te sterven. En daarom nam hij Estany mee, zijn enige zoon. Estany had een zachte, heldere stem en vertelde zijn vader graag verhalen bij het kampvuur. De hertog vergat daardoor zijn strijd met de vos, kwam tot rust en viel in slaap.
En zo ging het ook in de zevende nacht van hun tocht. De jagers lagen rond het vuur, iedereen sliep, het was stil en koud. De hertog droomde dat zijn zoon de vos was en zich Boira noemde. Het deed de hertog goed dat hij nu eindelijk wist hoe de vos heette.
Toen werd hij wakker van het gekrijs van een uil. Hij keek om zich heen en zag dat iedereen nog sliep. Maar op de plek waar eerst Estany had gelegen, lag nu Boira. Hij was nóg mooier dan de hertog zich herinnerde, het leek wel alsof zijn vacht in al die jaren alsmaar glanzender was geworden. Hij lag met zijn kop op zijn poten, rustig ademend, hete damp kwam uit zijn neusgaten. En de hertog reikte voorzichtig naar zijn geweer. Hij nam het in zijn handen, legde aan, spande de haan, mikte geconcentreerd. En vuurde.
Het schot veroorzaakte een enorme kruitdamp, en het duurde lang voordat de rook was opgetrokken. De hertog had de vos geraakt, dat wist hij zeker, maar toen hij eindelijk weer kon zien, was hij nergens meer te bekennen. Op zijn plaats lag Estany, ongedeerd. De jonge man sliep als een kind, onschuldig, alsof er nooit een schot was afgegaan. De hertog dankte God dat hij zijn zoon niet had geraakt, en stierf, wetend dat hij Boira nooit meer zou zien.
En Boira? Die loopt nog steeds rond op de Collado de Fembra Morta, waar mistflarden zo vaak het zicht ontnemen. Als je goed luistert, kun je hem horen lachen, omdat hij weet dat niemand hem ooit zal vinden. En omdat uitsluitend diegenen die hun fantasie durven gebruiken, hem ooit zullen ontmoeten.
Dit sprookje is geïnspireerd op het boekje BOIRA van Roelant Meijer, uit de serie De verte voorbij.